angst voor of samenwerken met AI

Van een kennis ontving ik een mailtje met link naar dit artikel in The Spectator. Een hele sombere kijk op de professie van schrijvers. Ik kreeg er rillingen van.

Dezelfde dag las ik op LinkedIn een bericht van Belgische collega’s van schrijf.be over dezelfde ontwikkeling. Zij hebben een mooie aanpak bedacht om anders te kijken naar de onheilspellende ontwikkelingen als gevolg van ChatGPT.

Bedreigingen voor schrijvers

De technologische ontwikkeling die programma’s als ChatGPT en beeldmaker DALL-E mogelijk maakt, is een logische stap. Het was niet zozeer de vraag of er dergelijke algoritmes geschreven konden worden, veel meer ging het om wanneer.

ChatGPT is niet meer dan een softwareprogramma dat volgens de grammaticale en taalkundige regels van het Nederlands woorden aan elkaar rijgt. Al die woorden komen uit de Big Data-verzameling, waar iedereen dagelijks op het internet gebruik van maakt. Software wordt door mensen bedacht en ontworpen, niet door machines.

Mens versus machine

In het artikel van de Spectator wordt het poëtische talent van chatbot Claude geroemd. Ook die bij elkaar gesprokkelde poëtische volgorde wordt op het internet verzameld via algoritmes. Maar wat mensen ook doen, is elkaar naäpen en met elkaar de strijd aangaan. Er is een hausse aan bedenkers van AI-programma’s ontstaan. Lees het artikel op TechCrunch+.

In plaats van het als een bedreiging te zien, kun je deze ontwikkeling beter beschouwen als een enorm compliment. Als ik een slechte tekstschrijver was, dan was de uitkomst van een opdracht aan ChatGPT een stuk minder leesbaar. Wij hebben met z’n allen dus zelf bijgedragen aan de mogelijkheid voor deze ontwikkeling. Iets waar we trots op kunnen zijn; het internet biedt de hele rijke schakering aan taal die door ons mensen in de loop der tijd bij elkaar is gebracht.

Wat kunnen mensen wel en computers niet?

Wat we leren van deze AI-ontwikkeling, is dat een mens algoritmen moet kunnen begrijpen om een prettig leesbare én grammaticaal correcte tekst te maken. Dat leer je als je een taal leert lezen en schrijven. Je leert een taalpas echt door deze te gebruiken. De ontwikkelaars van ChatGPT et al hebben dat eerst gedaan, en daarna hebben ze de taal weten te ontleden naar de algoritmes waaruit zinnen en teksten bestaan.

Voorlopig zie ik het als ‘aapjes kijken’. Bij alle nieuwe ontwikkelingen staat er een publiek Oh’s en Ah’s te roepen. Schrijven, een boodschap weten over te brengen, tot mensen spreken, dat is en blijft nog steeds een vak. Geen verzameling woorden.

Voorlopig zijn algoritmen nog niet in staat om voorbij het aapjes kijken te komen. Hoe zelflerend computerprogramma’s ook worden, om iets te voelen moet je een lichaam hebben dat bestaat uit levende cellen. Zo’n sombere toon in het artikel van de Spectator is toch ook een weergave van een gevoel van een mens…